De van Teyens en de dorpskerk van Beetsterzwaag.


De kerk van Beetsterzwaag wordt het eerst vermeld in een zgn. kapellenlijst van 1315. Voor Opsterland begint deze lijst met Beke (= Beets), Suagh (= Beetsterzwaag, of zoals de inwoners zeggen: De Sweach), Urathorp (= Ureterp) en Utrathorp (= Olterterp).
De middeleeuwse kerk van Beetsterzwaag heeft bestaan tot 1803. De predikant van de kerk in die tijd, Zegher van Arnhem Cloeck, vermeldde in het Kerckenboeck dat tegen het einde van de 18de eeuw de toestand van het kerkgebouw zodanig slecht was, dat “wegens bouwvalligheid van kerk en toren de godsdienst zonder gevaar niet langer kan worden waargenomen”, en dus vervangen zou moeten worden. Op vrijdag 4 februari 1803 worden de lidmaten van de kerk en de ingezetenen van Beetsterzwaag opgeroepen voor een vergadering in de dorpskerk. Op deze vergadering werd voorgesteld om, geheel op kosten van de heren Reinhard van Lynden, Tinco en Benedictus van Teyens en juffer Hijma van Teyens, een  nieuwe kerk “groter en ruimer dan de tegenwoordige” te bouwen. Daar waren wel enige voorwaarden aan verbonden, o.a. dat het toekomstig onderhoud niet te hunnen laste zal komen en, zo schrijft de dominee: “dat aan de Heren Stichters vergunt word, om twee gestoeltens voorzien van zitplaatsen voor mans en vrouwen op zodanige plaats en van zodanige groote te plaatsen, als zij zullen verkiezen, sonder dat iemand hun of hunne Successoren, dit ooit zal kunnen betwisten, en dat deze gestoeltens nimmermeer met enige recognitiën (dat zijn bedragen die men op gezette tijden ter erkenning van een recht betaalt), zitgelden of hoe ook genaamde belastingen mogen worden bezwaard.”
Eenparig werden de voorstellen, door de stichters van de nieuw te bouwen dorpskerk gesteld, aangenomen. Op 3 maart 1803 is de laatste dienst in de oude kerk gehouden. Ds. Van Arnhem Cloeck schrijft op 20 maart 1803 in het Kerckenboeck: “den 3 Maart 1803 is in de Oude vervallene en tot de Openbare Godsdienst ongeschikte kerk te Beetsterzwaag voor de laatste keer op aanschrijving van het Staatsbewind Dank-, Boete- en Bededienst waargenomen, en op de volgende dag een begin gemaakt met het afbreken van den zelven om enen nieuwen, veel voortreffelijkeren en kostbareren kerk en Toren te stigten, waartoe de familiën van Lienden en van Tyens zig vrijwillig verbonden hadden de kosten te dragen, ofschoon anders de Gezamentlijke Herformde inwoners van Beetsterzwaag tot het dragen der kosten verplicht waren.”
Hoewel ds. Cloeck schrijft over een veel kostbaarder en voortreffelijker bouwwerk, komt men niet onder de indruk van het nieuwe gebouw. Het heeft een sobere architectuur en men heeft op een zo goedkoop mogelijke wijze de nieuwe kerk gebouwd. De economische omstandigheden van die tijd, de Franse bezetting, die gekenmerkt werd door verarming van de bevolking en een door de oorlogen aan banden gelegde handel, gaven ook geen aanleiding om een rijke versiering aan het gebouw aan te brengen. Veel van het oude materiaal werd opnieuw gebruikt en de nieuwe kerk is opgetrokken op de oude middeleeuwse fundering. Wellicht moeten we de vergroting van de kerk zoeken in het driezijdige afgesloten koor en in de verplaatsing van het kerkportaal naar de toren, zodat de gehele ruimte gebruikt kon worden om er banken neer te zetten. De buitenmuren van kerk en toren werden opgetrokken in een bruinachtige handvormsteen, een soort die toen in de mode was. Aan de noordkant bevindt zich de zgn. adelsdeur, die direct toegang gaf tot de kerkruimte, aan weerszijden geflankeerd door twee forse, in ongeverfd eikenhout uitgevoerde familiebanken uit 1804, bekroond met een classisistisch fronton. Dit zijn dan de zitplaatsen, die de stichters van de nieuwe kerk hadden bedongen voor hun financiële hulp.
Het dak van de kerk werd bedekt met blauwe geglazuurde Oud-Hollandse pannen, die mogelijk van de oude kerk afkomstig zijn. Het koor is bekroond met een vergulde windvaan, welke voorzien is van de wapens Van Lynden-Aebinga van Humalda en Van Teyens.
Uit de oude kerk werden de fraaie 17de eeuwse kansel, het doophek, een koperen kaarsenkroon, en waarschijnlijk ook de koperen blakers en kandelaars overgebracht in het nieuwe interieur. Wat de kaarsenkroon betreft, hierop staat de tekst: “Tot Eer en Gloorie van Godt”.
Veel inwoners van Beetsterzwaag en daarbuiten hebben zich niet onbetuigd gelaten met het aanbrengen van geschenken voor het interieur en de eredienst, zaken die voor een groot deel nog aanwezig zijn. Hiervan is een lijst opgemaakt, waaruit o.a. de volgende zaken: een koperen lessenaar voor de grote bijbel op de preekstoel, met doorgeslagen kapitale letters F.G.A.B.v.L., de schenker hiervan (Frans Godard Ayso Boelens van Lynden). Etta Arnolda van Teyens schenkt zo’n lessenaar voor de meester, de voorzanger en voorlezer voor een kwarto bijbel eveneens met doorgeslagen kapitale letters E.A.v.T. Procureur Fiscaal Idzerda schenkt twee zwart fluwelen collectezakken, passend bij zijn beroep, met franjekwastjes en aan ieder een zilveren “schelletien”. Dit belletje diende ervoor om in slaap gevallen kerkgangers wakker te schudden om zo de collecte niet te vergeten! De freule Van Lynden schonk een zilveren doopbekken in een koperen ring en de heer Lycklama à Nijeholt te Oldeboorn schonk drie even grote psalmborden met grote vergulde letters. Mevrouw Van der Vegt gaf een grote koperen kaarsenkroon en Raadsheer Van Boelens een kleine koperen kaarsenkroon, even groot als de oude. De heer Collot d’Escury schonk een kostbare kanselbijbel, die onlangs werd gerestaureerd en in een vitrine is te bewonderen. Verder werden er gordijnen, tafellakens met servetten voor het avondmaal, kandelaars voor de kansel en de lessenaar en knielkussens geschonken.
Over de inwijding van de kerk heeft ds. Cloeck met geen woord gerept. Blijkbaar is de kerk zonder toeters of bellen in gebruik genomen in maart 1804. De bouw heeft dus precies een jaar geduurd.
Ter herinnering aan de kerkbouw werd in het torenportaal een gedenksteen aangebracht boven de toegangsdeur naar de kerkruimte. De tekst luidt: “In den Jaare 1803 is deze Kerk en Tooren uit den grond geheel nieuw opgebouwd en vergroot door den Heer Reinhard van Lynden old Groetman over Opsterland en deszelfs Huisvrouwe Catharina Aebinga van Humalda voor de eene helft en door de Heeren Tinco van Teyens Old Secretaris van Utingeradeel Benedictus van Teyens Old Secretaris van Opsterland en de Edele Juffrouwe Hijma van Teyens voor de andere helft. Ten dienste van de Hervormde gemeente te Beetsterzwaag. S.D.G. (= Soli Deo Gloria, Alleen God de eer!). Op 7 April 1803 is de Eerste steen gelegt door F.G.A.B. van Lynden en E.A. van Teyens.”

Bron:
Toespraak ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van de dorpskerk te Beetsterzwaag, door J. C. Terluin (19-03-2004)