De Goden

De Egyptenaren geloofden niet in één god, maar in meerdere goden. Iedere god had zijn eigen taak. In veel gebieden hadden de goden weer andere namen. Iedere grote stad had ook zijn eigen beschermgod.

Alvorens het koninkrijk van het Oude Egypte door toedoen van de eerste farao's tot eenheid kwam hadden ettelijke stammen hun eigen totems, die zich geleidelijk aan ontwikkelden tot symbool van de plaatselijke godheden. Zo nu en dan kreeg een bepaalde god een uitstraling en een invloed die veel verder reikten dan de eigenlijke cultusplaats. Dat gebeurde onder meer met Amon, de belangrijkste god van Thebe, die aanvankelijk werd afgebeeld als een ram of een gans en later als mens met een hoge verenkroon.  Het is mogelijk dat er in deze predynastische tijd een strijd geweest is tussen de aanhangers van Seth en Horus en dat de laatsten de eersten onderworpen hebben. In de tweede dynastie is er een koning (Peribsen) die in tegenstelling tot alle andere koningen zijn naam schreef met een Seth-dier erboven, in plaats van een Horus-valk. Zijn opvolger heette Khasekhemuy (de beide machten zijn tevreden). Hij schreef zijn naam met beide dieren erboven. Mogelijk weerspiegelt dit een oplaaien van de tegenstelling tussen aanhangers van Seth en Horus, die door Khasekhemuy bijgelegd werd.

De Egyptenaren aanbaden goden in de meest vreemde en afschrikwekkende gedaanten: zij hadden veelal een menselijk lichaam met het hoofd van een dier. De Egyptenaren ervaarden deze goden echter als vertroosting en behorend tot de dagelijkse handel en wandel. Ze waren bij wijze van spreken "vanzelfsprekend" De Egyptische goden werden, zoals in elke primitieven beschaving, in verband gebracht met natuurkrachten waarop de mens geen invloed had. Aanvankelijk hadden deze goden het voorkomen van een dier. Sechmet bijvoorbeeld was deels vrouw en deels leeuwin. Anoebis, de god van de dood, had het hoofd van een jakhals en Thot, de god van de wijsheid en het geschrift, werd afgebeeld als een aap of als mens met de kop van een ibis.

Hathor, de godin van liefde en geluk, van dans en muziek, had de gedaante van een vrouw met de oren en de horens van een koe. Horus, heerser over hemel en sterren werd als valk voorgesteld en de oergodin Moet als een gier. Veel dieren werden ook als heilig beschouwd en in de tempels vereerd, zoals de kat in het oude Boebastis, de cultusplaats van de kat-godin Bastet. De hemel en de aarde waren eveneens goddelijk. De hemel werd door de oude Egyptenaren beschouwd als de godin Noet en zij beeldden haar af als een met sterren getooide vrouw.