Amon

Amon werd in verband gebracht met de wind en werd vaak als "de verborgene" uitgelegd. In het Middenrijk was hij de plaatselijke god van Thebe. Hij werd samen met Moet en Chonsoe in Karnak vereerd. Toen Thebe uitgroeide tot de hoofdstad van het rijk, ging Amon een steeds meer vooraanstaande plaats bekleden.

Amenhemhet (Amenemhat / Sehetepibre)(-1976 tot -1947) de eerste farao van de 12e dynastie was een groot aanhanger van de Amon, wat ook blijkt uit zijn naam (Amenhemhet betekent Amon staat vooraan). Hij maakte Amon tot de hoofdgod.

In het Nieuwe Rijk (-1550 tot -1070) werd hij beschouwd als de opperste der goden. Op tal van plaatsen werden ter zijner ere tempels opgericht, onder andere in Karnak, waar ook resten zijn gevonden van een tempel voor Moet, zijn echtgenote. Door zijn verbinding met de vruchtbaarheidsgodin Min werd hij als Amon-Min-Kamoetef, de zichzelf verwekkende oer- en scheppingsgod uitgeroepen. Daarnaast was hij in de vorm van Amon-Re verantwoordelijk voor de vernieuwing van de wereld, de koning van de goden en heerser over hemel en aarde. In de 21ste dynastie werd in Thebe een eigen godsstaat voor hem opgericht. Dit bleef zo tot de verovering van Egypte door Alexander de Grote. Deze liet zich door een orakel van Amon in de oase van Siwa, als de zoon van de god erkennen.

Het grootste aan Amon gewijde tempelcomplex werd gebouwd in Karnak, vlakbij de (vroegere) hoofdstad Thebe.

  De tegenhanger van Amon was aanvankelijk Re of Ra, de zonnegod van Heliopolis, de hoofdstad van de 13e gouw van Beneden-Egypte, die het hoogtepunt van haar bloei bereikte tijdens de 5e dynastie van het Oude Rijk (-2465 tot -2323. Amon en Re waren in tal van mythen en overleveringen één en dezelfde godheid, die in het Nieuwe Rijk aanbeden werd als Amon-Re.